Rond 1500 onstond een nieuw type orgel dat men met twee handen en voeten moest bespelen. De organist werd een echte duivelskunstenaar!

In het begin plaatste men twee reeds bestaande orgels - het grote orgel en het positief - vlak bij elkaar. Het klavier van het ene orgel werd op het klavier van het andere orgel gelegd, en nu kon de organist beide orgels bespelen vanuit dezelfde positie. Dit orgeltype (zoals in Middelburg op de foto) zou de standaard worden in West-Europa. Het positief-orgel werd meestal achter de rug van de organist gezet, en kreeg dan de naam rugpositief. Van nu af aan kon de organist afwisselend hard en zacht spelen, of een soloregister van het ene klavier begeleiden op het andere klavier. Met de voeten werden de bastonen op het pedaal bespeeld. De organist werd een waar éénmansorkest.

Destijds waren orgels de grootse en meest ingewikkelde machines die er gebouwd werden. Tien meter hoog, vijf meter breed en twee meter diep waren normale afmetingen voor kathedraalorgels. Deze ruimte werd volgestouwd met duizenden orgelpijpen en honderden hefbomen, windkanalen en ventielen.
Elk orgel werd apart ontworpen en gebouwd voor een specifieke ruimte. Daarom waren er geen twee gelijk. Maar langzaam aan ontwikkelde zich een prototype waarin alle ervaring en kennis samengevloeide. Het mechanische sleeplade-orgel zoals het in de 16de en 17de eeuw onstond, wordt tot op vandaag nog gebouwd. Al werd vooral de klank in de loop der tijden veelvuldig aangepast aan de mode van de dag.

Koningen in Noord- en Zuid-Europa, die het beste orgel voor hun hofkapel wilden laten bouwen, lieten in de 16de eeuw orgelmakers uit Vlaanderen overkomen.
In Lier waren er de orgelbouwers van de familie Brebos. Zij hadden zo’n faam opgebouwd met het bouwen van orgels, dat ze gevraagd werden aan de hoven van Denemarken en Spanje. In El Escorial (ill. hierboven) liet de godsvuchtige Filip II een nieuw klooster-paleis oprichten om er zijn oude dag te slijten. In de kerk bouwde Gilles Brebos vier orgels. En het schijnt dat, samen met de Spaanse missionarissen, een pater uit Gent naar het pas ontdekte Amerika meetrok, en er het eerste orgel in de Nieuwe Wereld bouwde.
Een andere beroemd Vlaamse orgelbouwersgeslacht die zijn vakkennis exporteerde, waren de familie Langhedul uit Ieper. Op het einde van de zestiende eeuw introduceerden zij een nieuwe orgelstijl in Parijs, en drukten aldus een Vlaamse stempel op de orgelboouw in Frankrijk.
Sleep de muis over de afbeeldingen voor meer informatie.